Whitsunday Islands
Airlie Beach, Donderdag 30 Mei 2013
De eilanden zijn mooi, de stranden zijn mooi, en alle mooie ankerplekjes liggen op een paar uur zeilen van elkaar. Het wisselvallige weer levert soms mooie plaatjes op zoals hier, voor de marina van Airlie Beach, net ten Westen van Abel Point, met dank aan Debbie van de “Boomerang”.
Van Mackay waren we naar Brampton Island gevaren, waar we om half zes, net voor het donker ankerden in Dinghy Bay. De voorspelling was dat de wind ‘s nachts zou draaien, zodat we aan lagerwal zouden komen te liggen. En dat klopte. Als het weer licht is verrekken we de volgende dag dan ook snel naar Thomas Island en de dag daarna naar Shaw Island.
Vanuit de baai waar we ankerden, achter Burning Point, zou er een track moeten zijn naar de andere kant van het eiland. Die track is er niet, maar door het struikgewas baanden we ons een weg samen met de bemanning van de Seaquest en de Debutante. Aan de andere kant hebben we een fraai uitzicht op een paar van de vele Whitsunday eilanden.
Vervolgens varen we langs Hamilton Island door de Dent Passage naar het Whitsunday Island waar we ankeren bij Cid Harbour in Sawmill Bay. Het is er mooi, maar het weer blijft druilerig. We denken dat het in Airlie Beach misschien leuker zal zijn.
We ankeren op 27 mei om 13:00 uur voor Airlie Beach, net buiten de marina. Als het wat opklaart liggen we onder een prachtige regenboog.
Naar het Great Barrier Reef
Mackay, Vrijdag 17 mei 2013
Luna Verde ziet er weer piekfijn uit. Als ook nog de Seaquest wegens wind en golven besluit om vanuit Nieuw Zeeland de koers te verleggen naar Bundaberg, zijn we weer helemaal kompleet.
Volgens instructies van Rob Wink vervangt Thijs samen met Huib Jan de membranen van de watermaker. De nieuwe membranen hadden we uit Nederland meegebracht. Het water, dat we zelf maken, smaakt nu weer perfect.
Dan is het wachten op beter weer. Het waait nog hard en er is veel regen.
.
Zondag 12 mei klaart het op. Met de opkomst van de zon vertrekken we om 6 uur met de Seaquest en de Debutante in de richting van het Great Barrier Reef. Het Great Barrier Reef begint 300 mijl noordelijker en strekt zich uit tot de Torres Straat, 1000 mijl verder.
Jack, Jerry en Casy (Jaap, Gerard en Kees) van de Debutante uit Tasmanie waren twee weken onze buren. Ze vonden het leuk om met ons weer Nederlands, de taal van hun ouders, te praten. Bovendien stookt Casy samen met zijn vrouw een excellente Single Malt Wiskey en brengt die onder eigen naam “Overeem” in beperkte oplage en in genummerde flessen op de markt. Tijdens een reuze gezellig avondje aan boord van Luna Verde hebben we zelf vastgesteld dat die wiskey inderdaad heel bijzonder lekker is.
Na zes maanden pauze, varen we de eerste dag 63 mijl tot Pancake Creek. Met golven van 2 meter en 7 seconde en de wind pal van achteren slingert het behoorlijk.
We komen langs Round Hill Creek waar Capt. Cook in 1770 voor het eerst aan land kwam in wat later Queensland zou worden. Dit is de Coral Coast met talloze kreken, baaien en eilanden. Als je dat zou willen, is deze kust helemaal te bezeilen in dagtochten.
Voor het donker liggen we in Pancake Creek achter ons anker. Het geeft een voldaan gevoel weer op weg te zijn. De generator draait en Wilma maakt een stoofschotel. We willen de volgende ochtend als de zon weer opkomt, verder varen naar de Keppel eilanden.
Geheel volgens de voorspelling is er de volgende ochtend weinig wind. Op motor en zeil varen we langs de haven van Gladstone aan de monding van de Fitzroy rivier. We banen ons een weg tussen tientallen bulk-carriers door, die daar voor anker liggen. Het is leuk om te zien hoe er met een helicopter loodsen af en aan worden gevlogen.
Dan naar Keppel Bay, langs Cape Capricorn, zo genoemd omdat de kaap precies ligt op de “Tropic of Capricorn” (23° 30’). We passeren dus de Steenbokskeerkring en dat betekend dat we weer in de tropen zijn. Het is hier nu nog fris, 25 °C.
.
De Keppel baai is bezaaid met eilanden. Het grootste heet Great Keppel Island, ooit vol met schapen, nu een “toeristische trekpleister”. Het is er erg rustig. We ankeren voor het prachtige Leeke’s Beach, naast de Seaquest, waar we aan boord gaan voor een “sundowner”.
Het dreunt in de verte. Geen onweer, maar de marine oefent. Verder is het stil. We hebben Leeke’s Bay voor ons alleen en besluiten om er een dagje te blijven. Het waait niet.
Woensdag 15 mei, half bewolkt, mooie luchten met in verte een bui. Er staat krap 12 knopen wind, nog steeds uit zuid-oost, dus recht van achteren. Met de motor op 2200 toeren gaan we 6.5 knoop en met het grootzeil erbij 7 knopen naar Pearl Bay, 45 mijl verder. De baai doet zijn naam eer aan. Het is er heel mooi. We zijn omringd door hoge beboste heuvels afgekant met een fraai zandstand.
Die avond worden we tot onze grote verrassing uitbundig onthaald op de Seaquest, waar Janet, Huib Jan, Maren en Linde zich hebben opgemaakt om de gemiste verjaardag van Wilma te vieren.
De volgende ochtend is het grauw, mistig, windstil en het regent. Zelfs de mooiste baai wordt dan triest. Op de grip-files zien we dat er een front passeert met veel regen en een beetje wind. Daarna is er geen wind meer voor de volgende vier dagen. We houden het in Pearl Bay voor gezien en vertrekken ’s middags om 4 uur op de motor richting Mackay. Het is een aarde donkere nacht zonder maan en sterren. We vertrouwen op de AIS en radar. Als het licht wordt varen we weer tussen de voor anker liggende bulk-carriers door naar de haven van Mackay.
Weer in het water
Bundaberg, 1 mei 2013
Het is er toch van gekomen. We liggen weer in het water. Veel later dan gedacht, maar we hebben weer een prachtig teak dek en we hoeven geen ladder meer op te klimmen om aan boord te komen.
Het was heel bewerkelijk om al het rubber uit de naden te vervangen. Jeff, onze timmerman is er ruim vijf weken mee bezig geweest.
Wij hebben met het ritme van de werf mee geleefd. Zes uur op, zeven uur aan het werk en half tien koffie. We deelden de ongemakken van het verblijf op de kant met andere zeilers, die er ook naar verlangen om weer verder te varen en we vergeleken plannen.
In het weekend trekt iedereen er op uit. De meesten gaan vissen. Jeff’s hobby is “crabbing” Op zondagmiddag werden we getracteerd op een pan vol krabben. Dat smaakt heerlijk met een glas witte wijn en brood met boter.
Intussen is de onderkant voorzien van een nieuwe laag anti-fouling en hebben we de afsluiters gecontroleerd. Het stiksel van de luikkleedjes was verteerd en hebben we opnieuw laten stikken.
De romp heeft Thijs gepoetst en Wilma heeft het roestvrijstaal schoongemaakt. Dit keer laten we de schroef behandelen met “prop-speed” in de hoop dat dit de schroef langer vrijhoudt van allerlei aangroeisels.
Nog een paar dagen om onze voorraden weer aan te vullen en de boot weer in te richten als zeilschip. We hebben er zin in.
Nieuw Zeeland, Zuider Eiland
Bundaberg, 22 april 2013
De werkzaamheden aan de boot gaan nog wel een paar weken duren. Goed voor een bezoek aan Nieuw Zeeland. Twaalf dagen met een campervan trekken door het Zuidereiland.
Op vrijdag 5 april vliegen we van Brisbane naar Christchuch, waar we rond middernacht door de douane zijn. Het hotel ligt om de hoek. De volgende dag halen we de campervan op naast het hotel. Het is een Mercedes Sprinter, uitgerust met douche en toilet en een kombuis. We hebben een magnetron, koelkast, verwarming en koud en warm water. Alles piepklein, maar prima voor ons tweeen. De camper is helemaal “self contained”. We mogen daarom 20 km buiten de bebouwde kom overal kamperen.
Om te wennen gaan we de eerste dag maar een klein stukje. Ca. 80 km naar Akaroa op het schiereiland Banks. Onderweg doen we boodschappen. De AA travel guide voorspelt “dazzling surrounds” op weg naar Akaroa, en dat blijkt te kloppen.
Later komen we er achter, dat het Zuidereiland een en al “dazzling surround” is met ontelbare “stunning views”. Als er ergens op wereld een plek is waar de superlatieven van reisgidsen echt kloppen is het wel hier.
Akaroa is een Fransig stadje. Het is de enige plaats waar Fransen ooit geprobeerd hebben zich te vestigen in Nieuw Zeeland. De straten heten nog Rue Jolie, Rue Francois, Rue Levant.
We overnachten op een prima uitgeruste vakantiecamping. De campers staan hier netjes naast elkaar, ieder met zijn eigen snoertje in de walstroom, net als in een marina, alleen de stootwillen ontbreken.
We verdelen de boodschappen en onze bagage over de kastjes en voelen ons al snel thuis. Buiten is het koud, 8 graden, en de kachel gaat aan.
De volgende ochtend staan we een uur vroeger op dan we dachten. Het blijkt, dat het hier einde zomertijd is. De klok is vannacht een uur teruggezet. Als we wegrijden, lijkt iedereen nog te slapen. We vinden het erg rustig op de weg. Later blijkt dat het hier altijd rustig is op de weg.
We rijden zuid. In Geraldine laten we ons voorlichten bij het Info-centrum, we stoppen bij Lake Takapo om te genieten van de turkooise kleur van het water en het mooie landschap (breath taking scenery and awsome mountainscapes) en rijden daarna verder naar Aoraki, aan de voet van Mount Cook.
Mount Cook is de hoogste berg van Nieuw Zeeland, 3754 meter. We overnachten midden in het National Park, omgeven door de stille schoonheid van de bergen en de gletsjers.
De volgende dag lopen we de Hooker trail naar het gelijknamige meer en de bijbehorende gletsjer. Over drie hangbruggen en door het morenepuin banen we ons een weg. Het is twee uur heen en twee uur terug en echt spectaculair.
We worden omringd door het bruisende geluid van snel stromend water, af en toe onderbroken door en knal en gerommel als er ergens een stuk ijs afbreekt en naar beneden dendert.
De gletsjer zelf is ronduit lelijk. Anders dan bij stijle gletsjers, smelt het ijs hier van boven af en blijft er een dikke laag puin op het ijs achter. De Tasman gletsjer, hier om de hoek, is ook lelijk, maar eindigt in een heel fraai meer, waar opzienbarende stukken ijs in drijven.
Over een paar dagen zullen weer terug zijn bij Mount Cook, maar dan aan de west kant. Nu rijden we door de Waitaki vallei in de richting van Oamaru.
In Kurow even gestopt. Italianen hebben hier Pinot Grigio aangeplant en maken er hele droge wijn van.
Het Zuider eiland is het meest zuidelijke wijnland ter wereld. De lucht is zuiver, de bodem bevat veel kiezel en er heerst een uniek zeeklimaat: niet al te warme zomers en milde winters.
Maar we vinden het nog te vroeg om een glas te proeven.
Eventjes verder stoppen we bij de olifantenrotsen, een grappige formatie van rotsen in een weiland.
.
In Oamaru lijkt de tijd gestopt in 1930. Een prima plek voor een pub-lunch. Het wordt tongfilet met salade en frietjes en het smaakt ons uitstekend. Hier lang de kust leven een paar kolonies pinguins.
Het zouden kleine blauwe pinguins en geelogige pinguins moeten zijn, maar als wij aankomen zijn ze net allemaal uit vissen. Ze komen vanavond pas terug. Wel zien we een paar zeeleeuwen.
We rijden verder naar het zuiden. Bij Mouraki is het laag water. Prima om de Mouraki Boulders te kunnen zien. Het zijn marmer-achtige bollen. Door een speling van de natuur zijn ze aan het oppervlak gekomen.
De aarde is hier geplooid en gevouwen, graniet is met zandsteen gemengd, ondergedompeld onder zee niveau en weer opgetild.
Bij Kaitiki Point overnachten we op een kleine en gezellige camp ground. Dit was ooit een uitvalshaven voor de walvisvangst. Voor de kust liggen nu een paar vissersbootjes voor anker.
Het is een zonnige dag als we door Palmerston en andere goudzoekersplaatsjes rijden met een goed geconserveerde uitstraling uit de 30-er jaren.
Vanaf Dunedin richting west wordt het landschap fabelachtig. De laatste twee miljoen jaar vormgegeven door gletsjers. Heuvels met afgezoomde velden en weilanden.
We zijn daarvoor geen maat, maar we hebben nog nooit zoveel schapen bij elkaar gezien. Er leven in Nieuw Zeeland zo’n 40 miljoen schapen, 10 keer zoveel als mensen. We weten nu waar de wol vandaan komt en de lamsbouten. Daarnaast ook rundvee en rendieren. De rivieren zitten vol zalm en forel.
Ruim voor het donker zijn we in Te Anau. We parkeren onze campervan aan de rand van het Te Anau meer, midden in Nieuw Zeelands grootste nationale park Fiordland, om de volgende dag naar de Milford Sound te gaan.
We willen via de Milford route, 119 km. Er zijn geen tankstations onderweg dus lijkt het verstandig om te vertrekken met een volle tank. Maar Thijs vergist zich en vult met benzine in plaats van diesel.
Geen andere oplossing dan de tank onder de auto uit te halen en leeg te maken. Bij het pompstation blijken ze daar verrassend veel ervaring mee te hebben. Na de lunch is alles geklaard en kunnen we vertrekken. Exact volgens de voorspelling begint het op dat moment te regenen.
De route blijkt onvoorstelbaar mooi. Een slingerweg door de bodem van het ravijn. Stijle rotsen rijzen links en rechts naast ons ver omhoog. Hoe dichter we bij het fjord komen, hoe meer watervallen er van honderden meters naast ons neer kletteren. Het is een sprookjesachtige omgeving. Het regent hier 8 meter per jaar en dat creeert talloze spectaculaire watervallen.
Na twee uur rijden zijn we bij de Milford Sound. We parkeren de camper naast een riviertje en hopen dat het morgen zonniger is.
’S nachts gaat het nog even heftiger regenen. Er ontwikkelt zich een onweersbui met rukwinden. Onze camper staat te schudden op zijn banden. De volgende ochten begint weer als een stralende dag.
We gaan met de vroege cruise de Milford Sound op, of eigenlijk de Milford Fjord, uitgesleten door gletsjers. Door de regen van gisteren zijn er veel meer watervallen dan normaal. We varen naar buiten tot we de deining voelen van de Tasman zee en dan weer terug, tot vlak onder een waterval ( zie filmpje Milford Sound Fall
We komen fles neus dolfijnen tegen en zeehonden. De rotswanden zijn stijl en groen begroeid. Boven alles uit steekt de besneeuwde top van de Mitre Peak, 1700 meter hoog. Adembenemend.
Terug langs de Milford highway wandelen we de Chasm, langs een paar denderende watervallen (zie filmpje Marianne Falls) en we klimmen een eind langs beekjes in de richting van Lake Marian. Er zijn veel rotsen en weinig pad en we keren terug om voor het donker te parkeren bij Henry Creek. Als we bij de auto komen worden we opgewacht door een bedelende Kea, die zich graag laat fotograferen.
Naar het meren gebied. Na koffie bij Five-Rivers zijn we voor de middag in Queenstown. Een vrolijk toeristen stadje, goed om onze voorraden weer aan te vullen en de geboorteplaats van het Bungy Jumpen. Dat doen we maar niet en gaan verder naar Arrowtown.
.
Arrowtown is een levend muzeum van de goudzoekerstijd. Als we aankomen vallen we midden in de festiviteiten ter gelegenheid van de 150 jarige ontdekking van goud in de Arrow rivier, ooit de rivier met het meeste alluviale goud ter wereld.
Er is veel muziek ook goudpannerscompetitie en een indrukwekkende optocht. We vermaken ons uitstekend en besluiten om pas de volgende dag verder te gaan.
Zondag verder door het merengebied richting westkust. Op de hellingen naast het rivierdal zien we uitgestrekte wijnvelden, omzoomd door spetterende herfstkleuren.
.
Dan langs het Wanaka meer, slingerend over de Haast Pas, naar de kust met duinen en strand. Hier geen herfstkleuren meer, maar naaldbomen.
Na anderhalf uur rijden zijn we opnieuw bij gletsjers, eerst de Fox gletsjer. We lopen een half uur over grote brokken morene puin naar de punt van de gletsertong. De klim wordt beloond met een geweldig uitzicht over de indrukwekkend ijsmassa. We zijn nu aan de westkant van Mount Cook waar we een paar dagen eerder de Hooker en Tasman gletsjes bezochten. De Fox gletsjer smelt meer van onderen en is dus niet bedekt met een lelijke laag puin. Betreden van de gletsjer mag alleen onder begeleiding van een gids. Wij vinden het uitzicht al indrukwekken genoeg.
Het is inmiddels te laat geworden om ook nog de Franz Josef gletsjer te bezoeken. Dat doen we de volgende dag. Eerst nog een nachtje in de camper langs het Maporaika meer.
De volgende dag lopen we waar 100 jaar geleden nog een gletsjer tong was. Nu groeit er fris groen struikgewas. Verder gaat het pad weer over keien en rotsblokken. We mogen niet bij de gletjer komen. Niet lang geleden zijn er grote stukken ijs naar beneden gekomen.
Verder langs de kust is het landschap een soort “Alpen Maritime”. Er groeien Nieuw Zeelandse palmbomen.
Bij de pannekoekrotsen moeten we natuurlijk even stoppen. Het is precies hoogwater. De deining komt hier met geweldige dreunen binnen in de spelonken en spuit omhoog door blaasgaten. De naam pannekoekrotsen spreekt voor zichzelf.
Terug naar de oostkust gaan we over Arthur’s pass. Ruim voor de middag zijn we op de pas en wandelen de Arthur’s Pass Walking Track. Een supermooi aangelegde track langs de helling van de Bridal Veil Creek. An de ene kant van het pad gaat de rots stijl omhoog, aan de andere kant stijl naar beneden. Over bruggetjes passeren we veel beekjes. Als we boven de bomengrens komen begint het helaas te regenen. Met de regenkleding aan keren we weer terug door het bos.
Terug in Christchurch lopen we nog even door de stad die zo getroffen is door een aardbeving in 2011. Er waren meer dan 180 doden. Van het centrum is eigenlijk niets meer over. Veel hystorische gebouwen kunnen niet meer betreden worden.
Intussen zijn we wel weer benieuwd geworden hoe het met Luna Verde staat, en op donderdag 18 april vliegen we weer terug.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.
.