Topje van Australie
Seisia, Zaterdag 22 juni 2013
Gisteren hebben we het topje van Australië gerond. Bij de opkomst van de zon waren we precies bij de ingang van het Albany Channel om met opkomend tij en drie knopen stroom mee naar de andere kant te komen. 10 knopen over de grond rond Cape York.
We besluiten om niet naar Thursday Island te gaan. De Australische quarantaine heeft moeite met schepen die in de Torres straat gestopt zijn. In plaats daarvan gaan we voor anker achter Red Island (ijzer erts) bij de nederzetting Seisia.
Er is een supermarkt en een vis-club. Bij de vis-club is het feest en serveren ze in het weekend bier, wijn en burgers. Die smaken ons best goed na twee dagen op zee.
Hier nemen we afscheid van Australie’s oostkust, Queensland en het Great Barrier Reef. Het was een hele mooie tocht, 6 weken en 1200 mijl van Bundaberg naar Cape York langs mooie stranden, rondom ruige eilanden, heel veel koraal, en natuurlijk ook de nodige uitdagingen.
.
Toen we op 31 mei bij Airlie Beach wilden vertrekken bleek de ankerlier niet meer te lopen. Geen defecte schakelaar of zekering, maar de electromotor deed het niet meer. Met een lijn over de genua-lier weten we de ketting en het anker weer aan boord te krijgen en we besluiten om naar de marina van Townsville te gaan in de hoop dat we de ankerlier daar kunnen repareren. Als we in Townsville zien hoe ernstig de motor is geroest, verbaasd het ons, dat de lier het nog zo lang gedaan heeft. Reparatie is geen optie. Helaas blijkt dit type lier niet meer verkocht te worden en is het niet eenvoudig om een nieuwe motor te vinden. Na anderhalve dag bellen en zoeken op internet vinden we een nieuwe motor in Brisbane, die we laten opsturen naar de Marlin Marina in Cairns. We hopen daar over een paar dagen te zijn. Voorlopig vervangen we de ankerketting door een nylon lijn over de genualier en kunnen we weer verder.
Voor de kust van Townsville ligt Magnetic Island, zo genoemd door Capt. Cook. Kennelijk vomd hij ook al dat dit eiland een speciale aantrekkingskracht had. We ankeren er op 3 juni heel komfortabel in Horseshoe Bay naast de Seaquest, die daar al een dag is. We maken een lange wandeling langs een aantal heel erg mooie baaitjes.
Zwemmen is hier gevaarlijk. Er zijn dodelijk giftige kwallen, haaien en krokodillen. Met bordjes op het strand worden we gewaarschuwd, hoewel het ergste seizoen (de zomer) al over is. Om veilig te kunnen zwemmen zijn er langs het strand stukken met netten afgezet.
De koala beertjes, die we ook nog hoopten te zien hadden zich net verstopt.
Langs het strand staan een aantal eethuisjes. We lunchen er en eten er heel lekker mexicaans.
Op 5 juni gaan we naar Orpheus Island, 40 mijl verder. We ankeren weer heel komfortabel in Pioneer Bay, maar het weer blijft wisselvallig met weinig wind.
Als we de dag daarna met de Seaquest door het Hinchinbrook Channel naar Dunk Island varen, is het de hele dag donker en grauw. De suikerwerf en overslagplaats aan de ingang van het kanaal liggen er maar verlaten bij. Er is vrijwel geen wind. Door de buien heen zien we indrukwekkende bergen die er op een mooie dag vast heel fraai uit zullen zien. Om 15 uur ankeren we bij Dunk Island in Brammo Bay.
De volgende dag, 7 juni, krijgen we een kadootje: 25 knopen wind uit Oost-ZuidOost.
We vertrekken vroeg, om 5 uur, als het nog donker is. Tot 8 uur kunnen we heel goed zeilen, maar dan neemt de wind weer af en komen de buien terug. Om half twee liggen weer met onze nylon lijn achter het anker bij Fitzroy Island in Welcome Bay, voor een resort dat ooit heel mooi geweest moet zijn geweest, maar door een cycloon verwoest werd.
We hopen dat de electromotor voor de ankerlier inmiddels gearriveerd is in Cairns als we de volgende dag vertrekken. Op 8 juni, rond het middaguur, zijn we in Marlin Marina, waar de nieuwe motor al op ons wacht.
Cairns is een gezellige stad en we boeken er voor een week, dan kunnen we meteen onze reparatielijst verder afwerken.
Met de nieuwe motor loopt de ankerlier al snel weer als vanouds, maar met de wasmachine zit het niet zo mee. Als we de gescheurde rubber afsluiting van de deur proberen te vervangen, blijkt de hele ketel gescheurd te zijn en besluiten we om de machine maar af te schrijven en te verwijderen. Dat laatste valt nog niet zo mee, want kennelijk is de machine aan boord geplaatst toen de mast er nog niet in stond, maar om nu eerst de mast te verwijderen lijkt ons wat veel. Dus dan maar de wasmachine uit elkaar gesleuteld en in onderdelen van boord gehaald. Voorlopig gaan we verder zonder. Ook de waterverwarmer geeft geen teken meer van leven. Als we alles wat er na ta gaan is hebben gecontroleerd, vermoeden we, dat de “control unit” defect is.
We proberen een nieuwe naar Cairns te laten komen. Dat lukt helaas niet op korte termijn, zodat we het maar even zonder doen. Tenslotte blijkt het stiksel waarmee de UV-beschermingsstrip op de genua vast zit op diverse plaatsen verteerd te zijn. Voor John Fischer, zeilmaker in Cairns, is dat geen probleem. Hij komt het zeil ’s ochtens halen en brengt het ’s middags opnieuw gestikt weer terug.
Cairns is verder erg gezellig en we vermaken ons er uitstekend. We zijn in goed gezelschap met de Seaquest en bovendien ligt aan het einde van de stijger de Octopus van Paul Allen. Ook Bill Gates is op bezoek. Toen we in de marina aankwamen was er dat weekend een grote triatlon met meer dan 2000 deelnemers en met bijbehorende feestelijkheden. Er zijn veel backpackers van alle nationaliteiten en we horen regelmatig Nederlands. Er is een groot park met zwembad en picknick gelegenheden.
Na een week in Cairns tanken we diesel, vullen we ook de jerrycans aan dek en vertrekken we op 15 juni naar Port Douglas, 40 mijl verder. Op de rivier gaan we voor anker. We hebben het gevoel dat we vanuit de mangrove beloerd worden door hongerige krokodillen. Dezelfde avond nog maken we een excursie met de Lady Douglas, verder de rivier op. We zien drie wilde krokodillen, indrukwekkend groot (4 meter lang) en sloom loerend op prooi.
Op 16 juni vertrekken we na een korte stop bij Low Islets voor de kust van Port Douglas, naar Lizard Island, 100 mijl verder. We ankeren in Watson Bay.
Lizard Island is mooi en heeft alles wat het Great Barrier Reef te bieden heeft. Prachtig koraal, met alle vissen uit het groot-aquarium-boek, mooi strand en een wandelpad naar de top van het eiland: Cook’s Lookout, anderhalf uur heen en anderhalf uur terug.
Capt. Cook beklom deze berg om zijn route te verkennen. Hij wilde niet nog een keer op het rif lopen. Hij noemde het eiland naar het enige levende wezen dat hij er tegen kwam, de Lizard.
19 juni, na de middag, gaan we op weg naar Escape River. 300 mijl noordelijker, onherbergzame kust, pal voor de wind, onrustige zee. De route slingert tussen riffen en eilanden door. Ook is er vrachtverkeer en blijven we voortdurend bezig.
Als we op 21 juni bij de opkomst van de zon bij Escape River aankomen is het laag water en keert de stroom net gunstig om door het Albany Channel verder te varen. We ronden Cape York en ankeren om 11:15 uur voor Seisia achter Red Island.
.
.
.
.
.
.
.
.