Fortaleza en de oversteek naar Grenada, 1733 mijl, 8 dagen
Grenada, zondag, 26 januari 2014
Fortaleza, ooit gesticht door Nederlanders, nu met meer dan 3 miljoen inwoners, heeft een paar mooie stranden met braziliaanse bikini’s (fio dental), met goede hotels en met betere restaurants. Daarnaast lijkt de sky-line van Fortaleza op die van de Bijlmer. De politie loopt rond in kogelvrije vesten, met minstens twee pistolen, (traangas-) granaten en wapenstok. We zien weinig internationaal tourisme. Het is er niet veilig. Onze Italiaanse buren in de haven zijn zojuist wezen inklaren. Ze zijn lopend van Immigration naar Customs gegaan en op klaarlichte dag, het was ’s ochtens half elf, onder bedreiging met messen van alles beroofd, wat ze bij zich hadden. Zij raadden ons aan om overal met een taxi naar toe te gaan en ons te laten afzetten binnen de hekken. Dat doen we natuurlijk. We horen ook dat de meeste berovingen plaats vinden bij bushaltes en dat het ’s avonds niet handig is om te stoppen voor een rood stoplicht.
liggen in de marina van het Marina Park Hotel. Ter meerdere eer en glorie van het hotel, is er voor het hotel een steiger aangelegd van stalen bakken aan betonnen palen. De bakken zijn roestig. Somige ontbreken. We vermoeden dat ze gezonken zijn. Er is wel electriciteit op de steiger, recent aangelegd, en water. Als we er op 14 januari rond het middaguur aankomen, wordt er niet gereageerd op onze marifoonoproep, maar als we wat door de haven op en neer varen komt er iemand, Armando, die later blijkt de havenmeester te zijn. Op zijn aanwijzingen laten we ons anker vallen en manouvreren we achteruit naar de kant. We zijn erg trots op onszelf dat het allemaal zo goed gaat. Vanwege de sterke deining, die er in de haven loopt, houden we vier meter afstand van de steiger. We overbruggen die afstand met ons bijbootje.
Armando wijst ons de weg naar Immigration, Customs en de Haven autoriteiten. Een dame en een heer van Customs komen voor inspectie. Ze vinden het een leuk uitje. Ze komen toch maar niet aan boord, want het bootje is te wiebelig. We kunnen wel inklaren en meteen ook weer uitklaren, dat bespaart ons een extra rondje langs de autoriteiten. Armando regelt ook de was en wijst ons de weg naar een prima uitgeruste supermarkt (Pao de Azucar). Er is alles om onze voorraad verse groente en vers fruit weer aan te vullen. Het is hier niet verkeerd, Forteleza voldoet helemaal aan onze behoefte om de voorraden aan te vullen en reparaties uit te voeren. We genieten er elke dag van het zwembad en een pilsje aan de bar van het hotel. Het hotel serveert ook een uitstekend buffet voor lunch en diner met geweldige toetjes.
Tenslotte regelt Armando ook de brandstof. Er is een Petrobraz station naast het hotel, maar we zien het niet zo zitten om met jerry cans van 20 liter op en neer te lopen, hoewel dit toch gebruikelijk lijkt te zijn. Er komt een pick-up, met een tank van 1000 liter in de bak, een lange slang en een pompje. We rijden samen naar het pompstation om er 600 liter te tanken en dan terug naar de haven, waar we de lange slang van de weg naar de boot overbrengen. Na enig geknutsel bij de pickup raakt het pompje aan de praat en pompen we de brandstof over. Dan zijn we bijna klaar om te vertrekken.
De volgende dag, vrijdag 17 januari, leggen we nog de laatste hand aan de reparatie van de generator, genieten we nog een keer van de lunch in het hotel en vertrekken we om 14 uur naar Grenada, ca. 1700 mijl.
Er is een aangenaam bakstagwindje, OZO, 12-15 knopen, en de Guyana stroom loopt met ons mee. De Code-Zero gaat erbij. We genieten weer van het zeilen. We volgen de 200 meter lijn, langs de rand van het continent, waar de oceaan snel 3000 meter diep wordt. Langs de rand moet de stroom het sterkst zijn. Tot Soa Luis hebben we 3 tot 4 knopen stroom mee. Dat is veel. We leggen de eerste dag dan ook 208 mijl af, een nieuw record.
De volgende dag wordt de wind oostelijker en vervolgens noord-oost. Het lijkt of we naadloos van de zuid-oost passaat in de noord-oost passaat terecht zijn gekomen, maar we moeten de ITCZ (doldrums) , volgens de meteo op dit moment rond de evenaar, nog passeren. Hoe dan ook , we varen een dagje 40 graden aan de wind. Dat hebben we lang niet gedaan, onder een helling aan de wind varen, maar het loopt prima. Soms wel erg schuin, zodat het kooktoestel aan zijn cardanisch eindje komt, maar wel hard. Met 2 knopen stroom mee loggen we de tweede dag 218 mijl, alweer een nieuw record.
Op zondag 19 januari om 16:00 uur plaatselijke tijd, passeren we de evenaar. Goed gevoel om weer op het noordelijk halfrond te zijn. Toch een beetje afscheid van een hele mooi tijd in het zuiden. We gaan het Zuiderkruis weer inwisselen voor de Grote Beer.
We zijn erg benieuwd hoe het zal zijn om door de doldrums te varen . Voorlopig blijven we 40 graden aan de wind zeilen en krijgen we 3 knopen stroom mee. Tot er de volgende ochtend om 5 uur, het is nog donker, een bui over komt. De wind draait naar het zuiden en neemt toe tot 30 knopen. We lopen even voor de wind uit, maar na 20 minuten is het over. De wind is helemaal weg. Als het licht wordt, varen we onder een grijze lucht, de bui is overgegaan in regen, er is nauwelijks wind, en we varen op de motor.
Dit moet de Inter-Tropical Convergence Zone (ITCZ) zijn. We zijn op dat moment voor de monding van de Amazone rivier. De rest van de dag verwachten we geen wind, wel regen, en buien, mogelijk met onweer. De buien bewegen nauwelijks. Ze hangen stil en regenen leeg. Volgens de meteo is de ITCZ hier op dit moment ca. 50 mijl breed, maar het duurt tot ’s avonds 8 uur voordat de bewolking wegtrekt en er een sterrenhemel voor in de plaats komt. Dan zijn we onder drie buien door gevaren (zonder onweer) en zijn we bijna 100 mijl verder. De wind trekt aan tot 15 knopen uit het noord-oosten en we zeilen weer, nu met de noord-oost passaat.
Geholpen door een stroom van 2 tot 3 knopen blijven we de vaart erin houden. ’S Nachts krijgen we gezelschap van een familie vogels, die een plekje vindt op onze bijboot. Ze kibbelen eerst wat en rusten dan uit om de volgende ochtend weer te vertrekken.
Dinsdag 21 januari is buiendag. Niet zomaar buien, maar echte buien, een soort tropische buien maar dan van een paar uur, met wind, die varieert van 5 tot 30 knopen en draait van zuid tot noordoost. De lucht is grijs, van horizon tot horizon. Het water valt massief naar beneden. En we wilden helemaal niet gaan zwemmen. Toch proberen we in de stromende regen, dapper als we zijn, er zoveel mogelijk snelheid in de goed richting uit te halen. Dat is een hoop werk, maar het loont. Om 14 uur noteren we een daggemiddelde van 223 ! mijl. Vanaf Fortaleza hebben we in 4 dagen 855 mijl afgelegd. Maar dan vinden we het ook wel even genoeg. Dubbel gereefd zetten we de stuurautomaat op 95 graden aan de wind. Zo gaan we op een comfortabele manier ongeveer de goede kant op en kunnen we binnen wat opdrogen en uitrusten.
We hoopten op een rustige nacht, maar in de vroege ochtend van woensdag 22 januari gaat de Geo Endeavour voor ons langs. Volgens de AIS is zij “beperkt manouvreerbaar” en sleept ze “iets groots”. Ze roept ons op en vraagt of ze 7 mijl ruimte kan krijgen. Ze sleept een kabel van 4 mijl voor seismisch onderzoek. Hoewel 7 mijl wat overdreven lijkt, verleggen we onze koers 15 graden en als we haar een uur later dwars hebben, krijgen we in charmant engels met een frans accent een bedankje en een goede vaart toegewenst.
Als het licht wordt, zijn we Cabo Orange, de laatste kaap van Brazilie, gepasseerd en zijn we voor de kust van Frans Guyana aangekomen. Het is nog zwaar bewolkt, maar de buienactiviteit op onze koerslijn lijkt een heel eind afgenomen. Het wordt het tijd om weer wat vaart te maken. Het rif gaat uit de zeilen, we loeven op tot 60 graden aan de wind en al snel lopen we met twee knopen stroom, weer 10 knopen in de richting van Grenada. Om 2 uur woensdag middag blijkt dat we het afgelopen etmaal toch nog 203 mijl hebben afgelegd. Nu nog 660 mijl.
Donderdag 23 januari 2014, er is een waterige maan, we zijn Frans Guyana voorbij en nu ter hoogte van Suriname. Bij de wisseling van de wacht om 4 uur, giert het opeens door het want. We gaan door een bui met 35 knopen wind, windkracht 8. Reden om wat te reven. De zee is veranderd. Stroom is er niet meer en de golven zijn verward. Luna Verde beweegt zich schokkerig. Zij krijgt af en toe een luide klap van een golf tegen haar zij.
We varen nu 100 mijl uit de kust en vragen ons af of we niet dichter bij de kust op de 200 meter lijn hadden moeten blijven om meer stroom mee te houden, of juist niet, om de Surinaamse counter current te ontlopen. Misschien horen we het later nog wel eens van degenen, die naar Paramaribo zijn gegaan.
Terwijl we af en toe nog van een golf afvallen, waarbij zelfs de bbq aan de reling een keer in het water komt, doet de zon zijn best om achter ons zo mooi mogelijk op te komen. Dat lukt aardig. De lucht gaat er langzamerhand weer wat vriendelijker uitizien en het lijkt net alsof de zee ook wat rustiger wordt. De wind is nog 25 knopen, windkracht 6, maar neemt heel langzaam af. Rond het middaguur varen we weer onder vol tuig en hebben we zelfs een knoop stroom mee. Het afgelopen etmaal weer eens 220 mijl afgelegd.
En dan herhaalt het patroon zich. Windkracht 5 tot 6 uit het noord-oosten, af en toe onderbroken door een squall met windkracht 8, en omringd door mooie luchten en een prachtige zonsondergang. Vlak na de ondergang van de zon ontdekken we, dat er helaas een naad in het onderlijk van het grootzeil loslaat. We plakken er tape overheen en hopen dat het houdt tot Grenada.
Zaterdag 25 januari lijkt er een einde te komen aan de grote dagafstanden die we maken. Vrijdag nog een keer 220 mijl, als we Tobago naderen, maar zaterdag hebben we nog maar 10 tot 12 knopen wind en nauwelijks meer stroom mee. Mooi moment om nog een keer een vis te vangen. Deze keer wordt het een flinke dorade. Sander maakt de vis weer vakkundig schoon en Thijs heeft het druk met het verwijderen van de bloedspetters en vis resten van het achterdek. Vissen is leuk, maar het geeft een hoop troep, wat snel vergeten is als Sander een vers gebakken stukje voor de lunch serveert. Het leven op zee is zo gek nog niet. We hebben ook de diepvries weer vol.
We halen het net niet. Voor het donker aankomen op Grenada. MaarPrickly Bay lijkt eenvoudig binnen te varen. Tenminste als het rustig weer is. En dat was het aanvankelijk. Natuurlijk komt er een heftige bui over als we de baai naderen. Met windvlagen van 25 knopen. Bovendien lijkt het erop of de baai al vol ligt met boten. Dan valt het op hoe slecht veel boten verlicht zijn. Als we 10 meteronder de kiel hebben vinden we het genoeg en gaat het anker er uit. We zijn er, 1733 mijl in 8 dagen. We hebben de borrel verdient.
Zondag varen we naar St George, net om de hoek, en vinden een plaatsje in de luxe Port Louis Marina. We klaren in en tracteren onszelf op een rum punch.
.
.
.
.